Eindejaarsborrel 2022


Het was weer gezellig druk op de eindejaarsbijeenkomst. Na 3 jaar kon er na de covid-19 lockdowns eindelijk weer een eindejaarsborrel georganiseerd worden. Ben Eggermont opende de bijeenkomst met een korte terugblik op de gebeurtenissen van het afgelopen jaar. En voor hij het buffet opende, deed Ben een oproep voor een nieuwe secretaris, omdat Bert Middeldorp te kennen gegeven heeft zich niet herkiesbaar te stellen. Een dringende oproep omdat het ontbreken van een secretaris wel eens ernstige gevolgen voor het voortbestaan van de vereniging zou kunnen hebben.

Na deze oproep stonden de mensen in de rij, niet om zich aan te melden als nieuw bestuurslid, wel voor het buffet. Het bestuur had weer zijn best gedaan om te zorgen voor een fantastisch buffet. Jos en Henriëtte hadden het boodschappenbriefje van 3 jaar geleden weer afgestoft en Riët heeft ook dit jaar weer voor stokbrood gezorgd. Met behulp van de foto van vorig jaar hebben Jos, Riët, Ben en Bert het buffet weer kunnen opmaken. Dit keer met welkome ondersteuning van Ciel. Ciel heeft aangeboden wel wat hand- en spandiensten te willen uitvoeren.

Naast het kopje koffie en de borrel kon men weer genieten van een fantastisch koud buffet. De eindejaarsbijeenkomst is toch bij uitstek een middag om met oud-collega’s lekker te kletsen en informatie uit te wisselen. Veel leden die we anders niet vaak zien, komen wel naar deze bijeenkomst. Er werd driftig met stoelen geschoven om gezellig bij elkaar te hokken.

Jos had voor een keyboard gezorgd waar Paul Blom druk gebruik van maakte om zijn muzikale kwaliteiten ten gehore te brengen. Nu kon dit keyboard ook wel zonder pianist spelen, maar dat hebben we Paul niet verteld.

De oproep om verder nog iets ten gehore te brengen, vond gevolg. Riët heeft een gedicht van Annie M.G. Schmidt uit het hoofd voorgedragen: De Polder en Het Riet, Nico heeft een oud volksverhaal voorgedragen, en Charlotte heeft een verhaal van Nico geleend, en vlug ingestudeerd, om dit vervolgens met enthousiasme voor te dragen.

Nadien bleef het nog een tijd lang heel gezellig, en de deelnemers gingen tevreden naar huis. Een bijna leeg buffet achterlatend….

Er waren ongeveer 45 leden.

Bijdrage van Riët Brand:

De polder en het riet

De polder zegt: Ik lig hier op mijn rug
en tuur de ganse lieve dag naar boven;
misschien is het verbeelding maar ik vind
dat ik aldus de wolken beter zien kan …
Of is het tóch verbeelding … zegt de polder.

En ondertussen schopt het water tegen het riet
met blote voetjes, aldoor met blote voetjes
tegen ’t riet dat niets terug doet en dat droomt
en dat maar wacht en dat maar droomt van …
Neen, niet daarvan …
Van zes Chinese paardenharen droomt het,
van zes Chinese haren uit de witte staart,
uit de Chinese staart van Kwin Yang’s witte ros.
Van die zes haren zou Kwin Yang, als hij nog leefde,
een wit penseel vervaardigen en daarmee zou hij
het wachtend riet vereeuwigen, als hij nog leefde …
Maar hij is dood, allang, allang … allang, allang,
Kwin Yang.
Maar sst, verzwijg het! Zeg het niet tegen het riet!
Het zou zo treurig worden, ’t riet, als het dat hoorde.
Het zou ineens de blote voetjes van het water
niet meer verdragen.

De polder zegt: Ik lig hier op mijn rug
maar als het donker wordt dan wil ik wel eens even
mijn ogen sluiten, want de wolken in het donker
maken mij eenzaam. En de vogels in het donker
maken mij eenzaam.
Of is het tóch verbeelding … zegt de polder.

Annie M.G. Schmidt (1911-1995)

Bijdrage Nico Heiner:

De maaltijd in hemel en hel– Een (kerst)verhaal over behulpzaamheid, samenwerken en delen

Een man verbaasde zich al sinds zijn jeugd over de dingen die de mensen elkaar vertelden over de hemel en de hel. Zo hoorde hij hen zeggen dat de hemel een goede plaats was en de hel een slecht oord. De hemel zat barstensvol engelen en heiligen, terwijl de hel overbevolkt was met duivels, kwade geesten en gemene lieden. De man wist niet goed wat hij hiermee moest. Volgens hem kon je slechts een oordeel over deze twee oorden hebben als je ze met eigen ogen had gezien.

Op een nacht werd hij gewekt door een engel die hem vroeg: “Ben je er nog altijd zo op gebrand om het verschil tussen hemel en hel te weten?”

“Ja,” antwoordde de man, “ik wil niets liever weten dan waar ik terechtkom als ik doodga.”

Hierop nam de engel hem bij de hand en samen vlogen ze door een dichte, eindeloze duisternis tot ze bij een gesloten poort aankwamen. De engel duwde de zware deur open en zei: “Dit is de hel. Houd je ogen goed open en zorg er voor dat je geen detail mist.”

De man was zeer verbaasd. Er was, zoals hij verwachtte, geen duivel te zien in de hel, noch saters met bokkenpoten of eeuwige vuren waarin mensen brandden. Al wat hij zag was een gigantische zaal vol eettafels en elke tafel was volgeladen met de verrukkelijkste gerechten, schalen met het sappigste fruit, hoog opgestapelde taarten, de beste wijnen en de zachtste kazen. Zo ver hij kon zien zag hij mensen aan deze beladen feesttafels zitten. In eerste instantie benijdde hij hen, tot zijn blik op hun armen viel. Toen pas merkte hij op dat hun armen vanaf hun schouders veranderd waren in vorken. En deze vorken waren zo lang dat, hoezeer de feestgangers er ook hun best voor deden, ze niet in staat waren het voedsel naar hun mond te brengen. Hun vruchteloze pogingen waren zo frustrerend dat ze paars zagen van woede, haat en honger.

De engel nam de man opnieuw bij de hand en leidde hem naar buiten. Voor de tweede keer vlogen ze door een dichte, koude duisternis, tot ze bij een andere poort aankwamen. De engel stopte, zwaaide de deur open en riep: “Mag ik je met vreugde presenteren: de hemel!”

In eerste instantie raakte de man in grote verwarring, want de hemel zag er exact hetzelfde uit als de hel! Het was precies dezelfde gigantische ruimte, en ook hier stonden lange eettafels, volgeladen met de meest exquise gerechten uit alle delen van de wereld. Zelfs de feestgangers zagen er identiek uit: ook bij hen waren de armen veranderd in onhandige, lange vorken. Even dacht de man dat de engel een flauwe grap met hem uithaalde, totdat hij nog eens goed keek en het verschil opmerkte. De mensen in de hemel waren niet kwaad of hongerig, integendeel, ze lachten allemaal en waren goed doorvoed. Want deze mensen gebruikten allemaal hun lange gevorkte armen om hun buren te voeden. Ze werkten samen, ze hielpen elkaar en deelden het fantastische eten, zodat ze allemaal in gelijke mate aten, dronken en plezier hadden.

Bijdrage Charlotte Puister:

Lichter Worden

De reiziger had zijn rugzak even afgelegd. Hij rustte uit op een muurtje langs de weg. Er kwam een oude man naast hem zitten. Aan de rust op zijn gezicht en de helderheid van zijn ogen viel af te lezen dat hij een wijze was.    De reiziger vroeg waar de wijze heen ging. ‘Naar het land van geluk’, antwoordde de oude man. De reiziger vond dat een mooi reisdoel. ‘Mag ik mee?’, vroeg hij. De wijze knikte en samen vervolgden zij hun weg.

De reiziger kon, hoewel hij jong en sterk was, de oude wijze niet bijhouden. ‘U loopt te snel voor mij’, zei de reiziger. De wijze antwoordde dat dat aan de zware rugzak lag. ‘Wat heb je in je rugzak?’

De reiziger vertelde dat hij er een dolk in meedroeg. Hiermee wilde hij zich kunnen verdedigen in het land van geluk. De wijze raadde hem aan: ‘Laat het wapen achter. In het land van geluk zul je geen wapen nodig hebben.’

De reiziger aarzelde even. Toen volgde hij de raad van de wijze op en liet zijn dolk achter. Toen ze een berg beklommen, kon de reiziger weer nauwelijks meekomen. De wijze bleef staan en vroeg: ‘Zit er nog meer in je rugzak?’

De reiziger vertelde dat hij er veel geld in had zitten. Hij wilde daarvan in het land van geluk een mooi leven gaan leiden. De wijze sprak daarop: ‘In het land van geluk is geld niet belangrijk. Laat het geld hier achter.’ De reiziger aarzelde. Toen volgde hij ook deze raad van de wijze op en liet zijn geld achter.

De rugzak van de reiziger was al een stuk lichter geworden en hij kon nu beter de oude wijze bijhouden. Niettemin, op een moeilijk begaanbaar bergpad raakte hij weer ver achter. De rugzak van de reiziger zat nog vol met diploma’s, die zouden moeten bewijzen hoeveel hij wist en kon. De wijze vertelde dat diploma’s overbodig waren in het land van geluk: ‘In dat land wordt niet gekeken naar wat je hebt maar naar wie je bent.’ De reiziger liet daarop zijn diploma’s achter, evenals zijn rugzak die nu toch leeg was.

Tenslotte kwamen de twee mannen aan bij de grens van het land van geluk. Zij hoefden alleen nog een brug over te steken die boven een kolkende rivier hing. De wijze liep er licht als een veertje overheen. Maar toen de reiziger een stap op de brug zette, kraakte deze vervaarlijk. De brug dreigde te bezwijken.

De reiziger zei teleurgesteld: ‘Nog ben ik te zwaar hoewel ik al mijn bagage heb achtergelaten.’ Daarop sprak de wijze: ‘Je moet de eerzucht uit je hart doen, dan word je nog lichter.‘ Op het moment dat de reiziger dat deed, kwam hij aan in het land van geluk.

Uit: De droom van de generaal en andere verhalen bij thema’s uit de bijbel.

Van Stephan de Jong